Stuwal-landschap
In de voorlaatste ijstijd, circa 150.000 jaar geleden, was het extreem koud. Een oprukkende gletsjer uit Scandinavië zorgde voor het opstuwen van de bodem, hierdoor ontstond achter de gletsjer een verhoogd gebied, het Veluwe massief.
In de laatste ijstijd werd het iets minder koud en waren de gletsjer in Nederland inmiddels gesmolten. Het smeltwater zorgde voor erosie langs de flanken van de Veluwe, hierdoor zijn de dalen ontstaan. Het smelt water bracht zand en grind mee waardoor het puin in een waaier vorm langs de flank afgezet werd. Tegelijk werden lagen dekzand door de wind afgezet, dit zand verzamelde hoopte zich op langs de flank. Door het warmer en natter worden van het klimaat, ongeveer 10.000 jaar geleden, ontstonden er natuurlijk beken die uiteindelijk uitkwamen in de IJssel.
De Veluweflank bestaat hoofdzakelijk uit zanderig materiaal, dit is voedselarm waardoor akkerbouw van nature lastig is. De aanwezigheid van beken, rivieren in het lagere gebied en voldoende hoogte om niet te worden overstroomd door de IJssel of Neder-Rijn maakte het ondanks de voedselarme situatie toch een interessant woonplaats. De bewoning concentreert zich dan nu hoofdzakelijk langs de randen van de Veluwe. Het systeem waarmee ze de akkers vruchtbaar hebben weten te maken, het potstalsysteem, heeft het de flank en het omliggende landschapsbeeld sterk bepaald.
Bos- en heideontginning
De hogere gebieden spelen een essentiële rol binnen het potstalsysteem. Op de hogere gebieden werd grazers gehouden die de mest produceerden. Dit mest was nodig voor de akkers in het essenlandschap. Door begrazing van veelal schapen zijn hier grote open vlakten ontstaan met heide. Deze heidevelden zijn later planmatig met naaldbomen planmatig aangeplant, ten behoeve van de houtproductie. Deze gebieden zijn met grote en rechte percelen ontgonnen. Plaatselijk is hier een afwijkende verkaveling te vinden met meer glooiende perceel lijnen. Dit zijn gebieden waar stuifzanden voor een sterk reliëf hebben gezorgd. Door het unieke warme klimaat op de heidevelden en stuifzanden is hier unieke fauna te vinden. In de productiebossen komen veel reeën en zwijnen voor.
Essen- en landgoederenlandschap
​
De dorpskernen zijn ontstaan op de puinwaaiers en langs de natuurlijke beken. Rondom deze dorpen liggen verhoogde en bemeste akkers, zogenoemde essen. Deze essen kenmerken zich door een onregelmatige verkaveling die gescheiden worden met aarde wallen, singels, heggen of bomenrijen. Langs de flank en beken zijn boerderijen, buitenplaatsen en landgoederen aanwezig. Belangrijk voor de boerderijen waren de potstallen, hier werden de schapen gehouden en werd het mest in verzameld. De landgoederen zijn herkenbaar in het landschap met de lange lanen en waterpartijen die zijn aangelegd en oude loofbossen.
Kwelzone
​
De lagere delen worden sterk beïnvloed door water stromen vanuit de hogere delen van de Veluwe waardoor het regelmatig blank staat. Ook heeft de rivier hier plaatselijk voedselrijke klei afgezet. Binnen het potstalsysteem konden hier tijdens de droge periode koeien grazen. Herkenbaar zijn hier de smalle en lange verkaveling met rijen knotwilgen die gebruikt werden als geriefhout. Het land wordt hoofdzakelijk gebruikt als graslanden voor koeien.
Stuwal-landschap
In de voorlaatste ijstijd, circa 150.000 jaar geleden, was het extreem koud. Een oprukkende gletsjer uit Scandinavië zorgde voor het opstuwen van de bodem, hierdoor ontstond achter de gletsjer een verhoogd gebied, het Veluwe massief.
In de laatste ijstijd werd het iets minder koud en waren de gletsjer in Nederland inmiddels gesmolten. Het smeltwater zorgde voor erosie langs de flanken van de Veluwe, hierdoor zijn de dalen ontstaan. Het smelt water bracht zand en grind mee waardoor het puin in een waaier vorm langs de flank afgezet werd. Tegelijk werden lagen dekzand door de wind afgezet, dit zand verzamelde hoopte zich op langs de flank. Door het warmer en natter worden van het klimaat, ongeveer 10.000 jaar geleden, ontstonden er natuurlijk beken die uiteindelijk uitkwamen in de IJssel.
De Veluweflank bestaat hoofdzakelijk uit zanderig materiaal, dit is voedselarm waardoor akkerbouw van nature lastig is. De aanwezigheid van beken, rivieren in het lagere gebied en voldoende hoogte om niet te worden overstroomd door de IJssel of Neder-Rijn maakte het ondanks de voedselarme situatie toch een interessant woonplaats. De bewoning concentreert zich dan nu hoofdzakelijk langs de randen van de Veluwe. Het systeem waarmee ze de akkers vruchtbaar hebben weten te maken, het potstalsysteem, heeft het de flank en het omliggende landschapsbeeld sterk bepaald.
Bos- en heideontginning
De hogere gebieden spelen een essentiële rol binnen het potstalsysteem. Op de hogere gebieden werd grazers gehouden die de mest produceerden. Dit mest was nodig voor de akkers in het essenlandschap. Door begrazing van veelal schapen zijn hier grote open vlakten ontstaan met heide. Deze heidevelden zijn later planmatig met naaldbomen planmatig aangeplant, ten behoeve van de houtproductie. Deze gebieden zijn met grote en rechte percelen ontgonnen. Plaatselijk is hier een afwijkende verkaveling te vinden met meer glooiende perceel lijnen. Dit zijn gebieden waar stuifzanden voor een sterk reliëf hebben gezorgd. Door het unieke warme klimaat op de heidevelden en stuifzanden is hier unieke fauna te vinden. In de productiebossen komen veel reeën en zwijnen voor.
Essen- en landgoederenlandschap
​
De dorpskernen zijn ontstaan op de puinwaaiers en langs de natuurlijke beken. Rondom deze dorpen liggen verhoogde en bemeste akkers, zogenoemde essen. Deze essen kenmerken zich door een onregelmatige verkaveling die gescheiden worden met aarde wallen, singels, heggen of bomenrijen. Langs de flank en beken zijn boerderijen, buitenplaatsen en landgoederen aanwezig. Belangrijk voor de boerderijen waren de potstallen, hier werden de schapen gehouden en werd het mest in verzameld. De landgoederen zijn herkenbaar in het landschap met de lange lanen en waterpartijen die zijn aangelegd en oude loofbossen.
Kwelzone
​
De lagere delen worden sterk beïnvloed door water stromen vanuit de hogere delen van de Veluwe waardoor het regelmatig blank staat. Ook heeft de rivier hier plaatselijk voedselrijke klei afgezet. Binnen het potstalsysteem konden hier tijdens de droge periode koeien grazen. Herkenbaar zijn hier de smalle en lange verkaveling met rijen knotwilgen die gebruikt werden als geriefhout. Het land wordt hoofdzakelijk gebruikt als graslanden voor koeien.